Isaiah 8:14 – En hij zal voor een heiligdom; maar tot een steen des aanstoots en een rots der ergernis voor beide huizen van Israël, voor een jenever en voor een strik voor de inwoners van Jeruzalem.
Genesis 15:13 – En Hij zeide tot Abram, Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd in een land zijn [dat is] niet de hunne, en zij zullen hen dienen; en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaar;
Genesis 12:3 – En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt: en in u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden.
Ezekiel 5:1-17 – en gij, zoon des mensen, neem u een scherp mes, neem u scheermes kapper's, en de oorzaak [it] te gaan over uw hoofd en over uw baard: dan neem u een weegschaal, en verdeel de [haar-]. (Read More…)
Isaiah 49:7 – Zo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, [and] Zijn Heilige, naar hem die man veracht, om hem wie het volk een gruwel, een dienaar van heersers, Koningen zullen het zien en opstaan, vorsten zullen ook aanbidden, om des HEEREN wil, Die getrouw, [and] de Heilige Israëls, en Hij zal u kiezen.
2 Kings 25:23 – Toen nu al de oversten van de legers, zij en hun mannen, hoorde dat de koning van Babel Gedalia tot overste had gemaakt, kwamen zij tot Gedalia te Mizpa, zelfs Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van een Maachathiet, zij en hun mannen.
2 Kings 12:1-21 – In het zevende jaar van Jehu werd Joas koning; en veertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. En de naam van zijn moeder [was] Zibja van Beersheba. (Read More…)
Exodus 12:42 – Het [is] een avondje veel waar te nemen den HEERE voor hen uit het land Egypte: deze [is] die nacht van de HEER in acht te nemen van al de kinderen van Israël in hun geslachten.
Zechariah 11:1-17 – Doe uw deuren open, O Libanon, opdat het vuur uw cederen vertere. (Read More…)
Amos 2:5 – Maar ik zal een vuur in Juda zenden, dat zal de paleizen van Jeruzalem zal verteren.
Amos 2:4 – Zo zegt de HEERE; Om drie overtredingen van Juda, en voor vier, Ik zal niet afwenden [de straf] daarvan; omdat zij de wet van de HEERE veracht, en nog niet zijn geboden onderhouden, en hun leugens hen verleid, na die hun vaders hebben gelopen:
Jeremiah 40:7-12 – Toen nu al de oversten van de krachten die [waren] in de velden, [zelfs] zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel had Gedalia, de zoon van Ahikam gouverneur in het land, en had tot hem mannen gepleegd, en vrouwen, en kinderen, en van de armen van het land, van hen die niet werden weggevoerd naar Babel; (Read More…)
Nehemia 12:1-47 – nu zijn deze [are] de priesters en de Levieten, die met Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jeshua: Seraja, Jeremiah, Ezra, (Read More…)
Nehemia 8:1-18 – En al het volk verzamelde zich als een man in de straat die [was] voor de Waterpoort; en zij zeiden tot Ezra, den schriftgeleerde, dat hij het boek der wet van Mozes te brengen, die de HEERE geboden had naar Israël. (Read More…)
Nehemia 2:1-20 – En het geschiedde in de maand Nisan, in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, [that] wijn [was] voor hem: en ik nam de wijn, en gaf [it] den koning. Nu had ik niet geweest [voor de tijd] triest in zijn tegenwoordigheid. (Read More…)
2 Chronicles 36:23 – Zo zegt Kores, koning van Perzië, Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God des hemels mij gegeven; en Hij heeft mij bevolen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, welke [is] in Juda. Wie [is daar] onder u van al Zijn volk? De HEERE, zijn God [worden] met hem, en laat hem gaan omhoog.
2 Kings 25:22 – And [als voor] het volk, dat in het land van Juda, Nebukadnezar, de koning van Babel, had verlaten, zelfs over hen maakte hij Gedalia, den zoon van Ahikam, de zoon van Safan, heerser.
Exodus 12:37 – En de kinderen Israels uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd duizend te voet, [dat waren] men, naast kinderen.
Genesis 47:27 – En Israël woonde in het land van Egypte, in het land Gosen; en ze hadden bezitters daarin, en groeide, en vermeerderden zeer.
Genesis 26:4 – En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen, als de sterren van de hemel, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen alle volken der aarde gezegend worden;
Genesis 15:5 – En hij bracht hem uit naar buiten, and said, Kijk nu naar de hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen: En hij zeide tot hem:, Zo zal uw zaad zijn!.
Romans 11:1-36 – Ik zeg dan:, Heeft God Zijn volk verstoten? God verhoede. Want ik ben ook een Israëliet, van het zaad van Abraham, [van] de stam van Benjamin. (Read More…)
Acts 7:6 – En God sprak op deze wijze, Dat zijn zaad vreemdeling zijn zoude in een vreemd land; en dat zij hen zouden tot dienstbaarheid brengen, en smeken [them] kwade vierhonderd jaar.
Matthew 24:2 – En Jezus zeide tot hen:, Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar, Ik zeg u:, Er mag hier niet worden overgelaten steen op de andere, die mogen niet worden afgebroken.
Matthew 21:33 – Hoort een andere gelijkenis: Er was een zekere heer des huizes, die een wijngaard geplant, en afgedekte ze rondom, en groef een wijnpers erin, en bouwde een toren, en laat het aan de landlieden, en ging naar een ver land:
Ezekiel 23:24 – En zij zullen tegen u komen met wagens, wagons, en wielen, en met een vergadering van mensen, [welke] stelt tegen u schild en schild en helm rondom: en ik zal het oordeel voor hun aangezicht, en zij zullen u richten naar hun rechten.
Exodus 12:13 – En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij [are]: en als ik zie het bloed, Ik zal u voorbij gaan, en de plaag zal niet tegen je te vernietigen [you], toen ik sla het land Egypte.
Revelation 21:12 – En zij had een grote en hoge muur, [and] had twaalf poorten, en aan de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welke zijn [de namen] van de twaalf stammen van de Israëlieten:
Jude 1:1-25 – Jude, de dienaar van Jezus Christus, en broer van Jakobus, aan hen die geheiligd door God de Vader, en bewaard in Jezus Christus, [and] riep: (Read More…)
John 12:11 – Want dat op grond van hem vele van de Joden gingen heen, en geloofden in Jezus.
John 11:45 – Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen, en hadden, hetgeen Jezus gedaan gezien, geloofden in Hem.
Micah 5:3 – Daarom zal hij hen omhoog, tot de tijd [that] zij die baren heeft voortgebracht: dan is het overblijfsel van zijn broeders zullen terugkeren tot de kinderen Israëls.
Jeremiah 11:9-23 – En de HEERE zeide tot mij:, Is een verbintenis bevonden onder de mannen van Juda, en onder de inwoners van Jeruzalem. (Read More…)
Jeremiah 7:8-34 – aanschouwen, gij vertrouwt u op valse woorden, die niet kunnen profiteren. (Read More…)
Jeremiah 7:8 – aanschouwen, gij vertrouwt u op valse woorden, die niet kunnen profiteren.
Revelation 7:5 – Van de stam van Juda [waren] twaalf duizend verzegeld;. Van den stam van Ruben [waren] twaalf duizend verzegeld;. Van de stam van Gad [waren] twaalf duizend verzegeld;.
Revelation 7:1-8 – En na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken van de aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch over enige boom. (Read More…)
Revelation 1:7 – aanschouwen, hij komt met de wolken; en elk oog zal Hem zien, en zij [also] die hem doorstoken: en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw. Toch, Amen.
Jude 1:21 – Houd uzelf in de liefde van God, op zoek naar de genade van onze Heere Jezus Christus tot het eeuwige leven.
Jude 1:20 – But ye, beloved, building up yourselves on your most holy faith, praying in the Holy Ghost,
Jude 1:19 – Deze zijn het, die zich afscheiden, sensueel, hebben niet de Geest.
Jude 1:9 – Toch is de aartsengel Michaël, wanneer kampen met de duivel betwist hij over het lichaam van Mozes, durfde niet tegen hem voortbrengen een reling beschuldiging, maar zei, De Heere bestraffe u!.
Jude 1:7 – Zelfs als Sodom en Gomorra, en de steden over hen op gelijke wijze, geven zich over aan ontucht, en gaan na ander vlees, worden uiteengezet voor een voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur.
Jude 1:6 – En de engelen, die hun beginsel niet bewaard, maar hun eigen woonstede verlaten, Hij heeft met eeuwige banden onder de duisternis tot het oordeel van de grote dag.
Jude 1:4 – Want er zijn sommige mensen ingeslopen unawares, die waren eertijds tot ditzelfde oordeel, goddeloze mensen, die de genade van onze God in losbandigheid, en de enige Heerser, God, en onze Heere Jezus Christus.
Philippians 3:5 – Besneden de achtste dag, van het bestand van Israël, [van] de stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën; zoals de wet aan te raken, een Farizeeër;
Galatians 3:17 – En dit zeg ik, [that] het Verbond, dat werd bevestigd eerder van God in Christus, de wet, die vierhonderd en dertig jaar na was, niet krachteloos gemaakt, dat zij de belofte haar kracht zou doen.
2 Corinthians 3:16 – Toch wanneer zij zich tot de Heer, de voorhang zal worden weggenomen.
Acts 21:20 – En toen ze hoorden [it], zij verheerlijkten de Heer, en zeide tot hem:, gij ziet, broer, hoeveel duizenden van Joden er zijn, die geloven; en zij zijn allen ijveraars van de wet:
Acts 13:20 – En daarna gaf hij [tot hen:] rechters over de ruimte van vierhonderdvijftig jaar, tot op Samuel, den profeet.
Acts 7:18-21 – Totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend. (Read More…)
Acts 7:17 – Maar toen de tijd van de belofte naderde, die God had gezworen aan Abraham, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte,
Acts 7:14 – Toen stuurde Joseph, en ontbood zijn vader Jakob [him], en al zijn geslacht, vijf en zeventig zielen.
Acts 7:7 – En het volk, dat zij dienen zullen, zal Ik oordelen, God zei:: en daarna zullen zij uitgaan, en Mij dienen in deze plaats.
Acts 2:5 – En er woonden in Jeruzalem Joden, vrome mannen, uit alle volken onder de hemel.
Acts 2:1-47 – En als de dag van Pinksteren was volledig gekomen, zij waren allen eendrachtig op één plaats. (Read More…)
John 10:42 – En velen geloofden aldaar in Hem.
John 7:35 – De Joden dan zeiden onder elkaar, Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? hij zal gaan tot de verspreide onder de heidenen, en leren de heidenen?
John 2:23 – En als Hij te Jeruzalem was, op het pascha, in het feest [dag], geloofden velen in zijn naam, toen zij zagen de wonderen die hij deed.
Luke 23:28-31 – Maar Jezus draaien tot hen zei:, Dochters van Jeruzalem, weent niet over mij, maar weent over uzelven, en voor uw kinderen. (Read More…)
Luke 21:5-25 – En als sommigen zeiden van den tempel, hoe het was versierd met schonen stenen en geschenken, hij zei, (Read More…)
Luke 20:16 – Hij zal komen en deze landlieden verderven, en zal den wijngaard aan anderen geven. En toen ze hoorden [it], ze zeiden, God verhoede.
Luke 19:44 – En zal u lag zelfs met de grond, en uw kinderen in u; en zij zullen niet verlaten in u een steen op de andere; want Gij wist niet de tijd uwer bezoeking.
Luke 19:43 – Want er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een begraving rondom u zullen opwerpen, en zullen u omsingelen, en houdt u van alle kant,
Luke 13:35 – aanschouwen, uw huis wordt u woest gelaten: En voorwaar, Ik zeg u:, Gij zult mij niet zien, tot [de tijd] komen, wanneer gij zult zeggen:, Gezegend [is] Hij, Die komt in de naam van de Heer.
Luke 13:34 – O Jerusalem, Jerusalem, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn; Hoe vaak heb Ik uw kinderen willen vergaderen, als een kip [doth verzamelen] haar kiekens onder [haar] coulissen, en gij hebt niet gewild!
Luke 3:15 – En als het volk verwachtte, en allen in hun harten overleiden van Johannes, of hij was de Christus, of niet;
Mark 13:1-13 – En toen hij uit de tempel, een van zijn discipelen zeide tot hem:, Meester, zie, hoedanige stenen en welke gebouwen [zijn hier]! (Read More…)
Matthew 24:14-42 – En dit evangelie van het koninkrijk gepredikt zal worden in de gehele wereld tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. (Read More…)
Matthew 23:35-38 – Dat op u kome al het rechtvaardige bloed vergoten is op de aarde komen, uit het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, welken gij gedood hebt tussen de tempel en het altaar. (Read More…)
Matthew 22:1 – En Jezus antwoordde en sprak tot hen wederom door gelijkenissen, and said,
Matthew 21:43 – Daarom zeg Ik u:, Het koninkrijk van God zal worden genomen van u, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.
Matthew 21:34 – En wanneer de tijd van de vruchten naderde, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, dat zij de vruchten te ontvangen.
Malachi 4:1 – For, behold, de dag komt, dat zal branden als een oven!; en al de trotse, ja, en al wie goddeloosheid, zijn als stoppels: en de dag die komt, zal hen in brand steken, zegt de HERE der heerscharen, dat het hen laten zal wortel noch tak.
Malachi 3:4 – Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem den HEERE, als in de dagen van het oude, en als in de vorige jaren.
Zechariah 14:3-21 – Dan zal de HERE uittrekken, en strijden tegen die heidenen, zoals toen hij vocht in de dag van de strijd. (Read More…)
Zechariah 14:1-3 – aanschouwen, de dag komt den HEERE, dat uw roof zal uitgedeeld worden in het midden van u. (Read More…)
Zechariah 13:1-9 – Op die dag zal er een Fontein geopend zijn voor het huis van David en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid zijn. (Read More…)
Zechariah 12:13 – De familie van het huis van Levi afzonderlijk, en hun vrouwen uit elkaar; het geslacht van Simi uit elkaar, en hun vrouwen uit elkaar;
Zechariah 12:1-14 – De last van het woord des HEEREN voor Israël, zegt de HEERE:, die den hemel uitbreidt, en grondvest van de aarde, en formeert de geest van de mens in hem. (Read More…)
Zechariah 11:14 – Toen verbrak ik mijn tweeden stok, [zelfs] bands, dat ik de broederschap tussen Juda en Israël zou kunnen breken.
Zechariah 10:5-12 – En zij zullen zijn als helden [men], die vertreden [hun vijanden] in het slijk van de straten in de strijd: en zij zullen strijden, omdat de HEERE [is] met hen, en de renners op paarden worden beschaamd. (Read More…)
Zechariah 1:14-21 – En de Engel, Die met mij sprak, zeide tot mij:, Roep, gezegde, Zo zegt de HERE der heerscharen; Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een groten ijver. (Read More…)
Zechariah 1:8 – Ik zag 's nachts, en ziet, een Man rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die [waren] onder aan; en achter hem [waren daar] rode paarden, bont, en wit.
Zechariah 1:2 – De HEERE is zeer vertoornd geweest tegen uw vaderen.
Zefanja 2:7 – En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda; zij zullen daarop voeden: in de huizen van Askelon zullen zij liggen in de avond: want de HEERE, hun God, zal ze te bezoeken, en zich afkeren van hun gevangenschap.
Zefanja 1:1-18 – Het woord des HEEREN, hetwelk geschied is tot Zefanja, den zoon van Cuschi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, in de dagen van Josia, zoon van Amon, koning van Juda. (Read More…)
Habakuk 1:6-11 – For, zij, Ik verwek de Chaldeeën, [that] bitter en snel volk, trekkende door de breedte van het land, aan de woningen, bezitten [dat zijn] niet de hunne. (Read More…)
Micah 4:8-10 – en gij, O toren van de kudde, de sterke greep van de dochter van Sion, tot u zal komen, zelfs de eerste heerschappij; het koninkrijk zal met de dochter van Jeruzalem. (Read More…)
Micah 2:13 – De breker is opgeklommen voor hen: zij zullen doorbreken, en hebben door de poort, en worden gegaan door haar: en hun koning zal passeren voordat ze, en de HEERE op het hoofd van hen.
Micah 2:12 – Ik zal zeker assembleren, O Jacob, allemaal van u; Ik zal zeker vergaderen het overblijfsel van Israël; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra, als een kudde in het midden van haar kooi: zij zullen grote lawaai te maken op grond van [de veelheid van] men.
Micah 2:10 – Sta gij, en vertrekken; voor deze [is] niet [your] rest: omdat het verontreinigd, het zal vernietigen [you], zelfs met een zere vernietiging.
Micah 2:3 – Daarom zegt de HEERE; aanschouwen, Tegen deze familie Ik denk een kwaad, waaruit gij zult niet je nek te verwijderen; gij zult gaan hooghartig: voor deze tijd [is] onheil.
Obadiah 1:17-21 – Maar op den berg Sions zal ontkoming zijn, en er zullen zijn heiligheid; en het huis van Jakob zal zijn bezittingen bezitten. (Read More…)
Amos 9:9-15 – For, zij, Ik geef bevel, en Ik zal het huis van Israël onder al de volken ziften, net als [maïs] wordt gezeefd in een zeef, toch zal niet een steentje ter aarde vallen. (Read More…)
Amos 9:9 – For, zij, Ik geef bevel, en Ik zal het huis van Israël onder al de volken ziften, net als [maïs] wordt gezeefd in een zeef, toch zal niet een steentje ter aarde vallen.
Amos 2:9 – Toch vernietigde ik de Amoriet voor hun, waarvan de hoogte [was] zoals de hoogte van de ceders, en hij [was] sterk als de eiken; maar Ik heb zijn vrucht van boven, en zijn wortelen van onderen.
Amos 2:8 – En ze leggen [zich] neer op kleren op de verpande door elk altaar, en ze drinken van de wijn van de veroordeelde [in] het huis van hun god.
Amos 2:7 – Dat hijgen na het stof der aarde op het hoofd van de armen, en afwijken van de weg der zachtmoedigen: en een man en zijn vader gaan tot de [dezelfde] meid, Mijn heiligen Naam te ontheiligen:
Amos 2:6-16 – Zo zegt de HEERE; Om drie overtredingen van Israel, en voor vier, Ik zal niet afwenden [de straf] daarvan; omdat ze verkocht de rechtvaardige voor geld, en de arme voor een paar schoenen; (Read More…)
Nog geen commentaren