ik. Great responsibility is involved in the ministry of intercession.

 

EEN. Because the Lord God did not find anyone to “in de bres,” om voorbede te doen voor het land, Hij werd beloond uit te storten het vonnis vanwege haar ongehoorzaamheid.

Ezekiel 22:30-31

B. He would not have destroyed Sodom, vanwege de persistentie Abrahams, was hij in staat geweest om tien rechtvaardigen in de stad te vinden.

Genesis 18:23-32

C. Mozes’ Voorbede voor het volk van God, in pleiten met de Heer om genade, hield de hand van God terug van de consumptie van de natie in zijn toorn.

Exodus 32:7-14; Deuteronomium 9:8-9, 12-20, 23-27, enz.; Psalms 106:23

D. Because “gebed werd een gedurig van de kerk tot God,” Peter's “ketenen vielen af ​​van de handen,” “de ijzeren poort … geopend om hen uit eigen beweging,” en hij werd uit de gevangenis geleid door een engel van God!

Acts 12:5-12, enz.

E. God vertelde Jeremia om de stad te zoeken en te kijken of hij ook maar één rechtschapen man kon vinden; die dan zou hij de hele stad te sparen (hoofdstuk 5:1). Maar Jeremia wist dat hun hart al verhard waren tegen de Here; dat ze verwerpelijk, buiten de plaats van berouw (ch. 5:3). God vertelde hem daarom ook niet bemiddelen voor hen (ch. 7:16; 11:14; 14:11).

 

II. God Himself seeks faithful intercessors.

Psalms 14:2 (2 Chronicles 16 :9) “De Heer keek neer uit de hemel aan de kinderen

of men, om te zien of er iemand die begreep, dat deed God te zoeken.”

Ezekiel 22 :30 “En ik zocht naar een man onder hen, dat zou moeten maken de hedge,

and stand in the gap before Me for the land, dat ik niet mag vernietigen: maar ik vond er geen.”

EEN. The ministry of intercession is of divine appointment.

Isaiah 62:6 ik hebt ingesteld . . .”

B. But it is the responsibility of each individual to take the initiative to “roer zichzelf op

te pakken nemen” God.

Isaiah 64:7

C. Scripture says that God was amazed “en vroeg zich af dat er geen bemiddelaar.”

Isaiah 59:16

III. The Bible expresses in a descriptive way the very nature of this ministry and the great heaviness of spirit and burden of prayer experienced by those in intercession.

EEN. “Mijn oog vliet af van de rivieren van water voor de vernietiging van de dochter van mijn volk. Mijn oog vliet, en ophoudt niet, zonder enige onderbreking, till the Lord look down, en ziet uit de hemel.”

Lamentations 3:48-50

B. Job cried, “Oh, mocht men rechten voor een man met God, as a man pleadeth for his neighbor!”

Job 16:21

C. When God speaks of His intercessors (“wachters”) en hun volharding in het gebed,

Hij zegt dat ze “nooit houden hun dag en nacht rust” and “geef Hem geen rust.”

Isaiah 62:6-7; Lamentations 2:18-19

D. “Hun hart schreeuwde tot den Heere, O gij muur der dochter van Sion, laat tranen vervallen

als een dag en nacht rivier: geef uzelf geen rust; Laat je niet voor de appel van uw oog staakt.

ontstaan, roepen in de nacht: in het begin van de horloges, stort uw hart als

water voor het aangezicht van de Heer …”

weeklacht 2:18-19

E. “Laat de priesters, de ministers van de Heer, wenen tussen het voorhuis en het altaar,

en laat hen zeggen:, Spare Uw volk, O Lord, en geef Uw erfenis niet te verwijten…”

Joel 2:17

F. Moses told the children of Israel that in his intercession for them “Ik stond tussen

de Heer en jou.”

Deuteronomium 5:5; Psalms 106:23

G. Jesus “begon pijnlijk verbaasd te zijn, en tot zeer zwaar; en zeide tot hen:

(zijn discipelen), Mijn ziel is zeer bedroefd … En Hij ging een weinig, and

viel op de grond, and prayed . . .”

Mark 14:33-35

 

IV. Certain people should be the focus of intercessory prayer on a regular basis.

 

EEN. Leaders and government authorities.

ik Timothy 2 :1-2

B. The people of God.

Joel 2:12-13, 17; Romans 1:9; Ephesians 6:18

C. Those in spiritual leadership.

2 Corinthians 1:11; Thessalonicenzen 5:25; Hebrews 13:17-18a

1. That they may have boldness to speak the truth.

Ephesians 6:19-20

2. For their divine protection, geestelijke kracht, en overwinning op de vijand.

Luke 22:31-32 ; John 17:15; Acts 12:5; 2 Thessalonians 3:1-2

3. That they will have an open door of ministry.

Romans 15:30-32; Colossians 4:3; 2 Thessalonians 3:1-2

D. The community in which we live, of een stad of natie.

Psalms 112:6; Jeremiah 29:7; Daniel 9:3, 16-19

 

V. True intercession involves more than prayer in general. De bemiddelaar draagt ​​een gevoel

van de lasten en verantwoordelijkheid.

 

EEN. Great cries and tears in travail of prayer are known to those who have felt the

urgentie van een last voor hen door God geopenbaard.

Ezra 10:1; Nehemia 1:4; Isaiah 22:4 Jeremiah 13:17; 23:9

Lamentations 2:18-19; 3:48-51; Joel 2:12-13, 17; Hebrews 5:7

B. It often involves fasting.

Deuteronomium 9:8-9, 12-20, 12-27; Ezra 10:6; Daniel 9:3-4

Joel 2:12-14, 17-18; Jonah 3:5-10

 

WE. Characteristics of a successful intercessor.

 

EEN. Persistence and determination.

Isaiah 62:6-7

Lamentations 2:18-19 “blijf niet zwijgen, en geef Hem geen rust…dag en nacht …”

B. Patience.

Isaiah 62:6-7; Lamentations 2:18-19

C. Faith.

Isaiah 64:7

D. Severe self-discipline and selflessness (door persoonlijke identificatie met de noodzaak).

Mark 14:33-35; Lamentations 3:48-50